Over mij
Sinds 1980, toen ik met een Nederlander trouwde en in Nederland kwam wonen, wist ik dat Madurodam genoemd was naar een zekere George Maduro, die een volle neef was van mijn (aangetrouwde) tante Vivienne. Dat had zij namelijk verteld toen ik mijn trouwplannen bekend maakte in de familie. Pas in 2014 kwam ik op het idee om zijn biografie te schrijven. Mijn tante Vivienne had die zomer gebeld, toen mijn man en ik in de VS waren op familiebezoek, en gevraagd of ik na thuiskomst naar Madurodam zou willen gaan om een paar souvenirboekjes te kopen voor haar en mijn neef en twee nichten. Ik ging maar kon niks vinden. Het bleek dat de oude boekjes in de souvenirwinkel niet meer up-to-date waren vanwege de modernisering van het park een paar jaar eerder, en er waren nog geen nieuwe. Ik besloot online een paar artikelen te zoeken, die te vertalen naar het Engels en ze op te sturen naar mijn tante als goedmakertje. Al snel merkte ik dat de artikelen over George die online te vinden waren elkaar tegenspraken op een aantal belangrijke punten. Wat ik ook begon te merken is dat hij hoe dan ook een fascinerend leven heeft gehad, ook al was er maar de helft waar van wat er werd geschreven. Het verbaasde mij dat er zo weinig over hem was geschreven. Het langste artikel was een stuk van vier pagina's lang in de Elsevier. Toen heb ik besloten om zelf over hem te gaan schrijven.
Het wordt wel eens gezegd, maar het is niet echt waar. Het zit zo: de broer van mijn moeder is getrouwd met George Maduro’s volle nicht. Er is daarom een link: twee nichten en een neef van mij, zijn ook de nichten en neef van George. Maar tussen mij en hem is geen bloedverwantschap.
Ik heb voornamelijk in het Engels geschreven, voor basisscholen en middelbare scholen. Het ging met name om tekstboeken, werkboeken en luisterscripts; ofwel de artikelen en dialogen waar leerlingen naar luisteren in de klas om er vervolgens vragen over te beantwoorden. Daar heb ik er zeker honderd van geschreven.
Momenteel schrijf ik aan een historisch roman. Het gaat over mijn betovergrootmoeder, Hélène Bauduy, die in 1822 met haar ouders van Delaware, VS, naar Cuba verhuisde. Zij was toen zestien jaar. Haar Franse ouders waren een generatie eerder gevlucht uit Haïti ten tijde van de ‘Vuurnacht’ en de slavenopstand die daarop volgde. Hélène ging in Cuba een zeer spannend eerste jaar tegemoet, met een slavenopstand, een epidemie, en een bitterzoete eerste liefde.
Over Ridder zonder vrees of blaam
Mijn nadruk lag op primaire bronnen. Dat zijn authentieke documenten, zoals brieven, bevolkingsregisters en archiefstukken van scholen, gevangenissen en de militaire dienst. De meeste heb ik gevonden in archieven in Nederland, waar George Maduro het grootste deel van zijn leven heeft gewoond. Andere vond ik in België, Duitsland, Curaçao en de VS. Stukken uit de Britse National Archives kon ik gelukkig online raadplegen. Veel materiaal, voornamelijk brieven en foto’s, was in het bezit van enkele Nederlandse families. De nakomelingen van Sybil Maduro, de enige zus van George, bezitten een schat aan familiebrieven, waar ik wekenlang mee bezig was. Ook ging ik naar alle huizen waar George Maduro had gewoond en scholen die hij had bezocht, voor zover die er nog waren. Ik sprak met mensen die George hadden gekend, of die mensen hadden gekend die dicht bij hem stonden.
Over de Tweede Wereldoorlog in Europa is erg veel geschreven, dus secundaire bronnen had ik in overvloed. Ik heb veel gehad aan Ian Kershaw’s De afdaling in de hel, die op meesterlijke wijze de opkomst van het nationaalsocialisme en de loop van de oorlog in Europa neerzet. De werken van Nederlandse historici, zoals onder anderen Loe de Jong en Jacques Presser, hebben mij geholpen om de achtergrond van George’ verhaal duidelijk voor ogen te krijgen. Autobiografische werken uit de oorlogsjaren waren ook zeer nuttig. Denk bijvoorbeeld aan Soldaat van Oranje, geschreven door Erik Hazelhoff Roelfzema, die een vriend van George was.
In de boekhandel of online. Bekijk de boekpagina.
Dat is zeker erg snel. Ik had heel graag nog een jaar willen nemen, maar dat kon niet: wij wilden het boek kunnen presenteren op 15 juli 2016, George Maduro’s 100ste geboortedag.
Over George Maduro en zijn wereld
George Maduro werd geboren in 1916 op Curaçao, als enige zoon van een welgestelde en prominente Sefardisch Joodse familie. Hij was voorbestemd om de leiding over te nemen van familiebedrijf S.E.L. Maduro & Sons, een machtig conglomeraat dat zich bezighield met de scheepvaart, infrastructuur en het bankwezen, en werd daarvoor opgeleid in Nederland. Hij was student rechten in Leiden toen het land werd binnengevallen door nazi-Duitsland in mei 1940. Ook was Maduro reserve-officier bij de Cavalerie. In die functie leidde hij een moedige tegenaanval die ‘de slag om Villa Dorrepaal’ is gaan heten en die mede ertoe leidde dat de opmars van de bezetter naar de Residentie werd vertraagd. Na de capitulatie ging hij bij het verzet. Hij dook onder en werd twee keer door de Gestapo gearresteerd; in totaal heeft hij zo’n acht maanden in het Oranjehotel doorgebracht. Hij weigerde de Jodenster te dragen en, ondanks dat hij ondergedoken was en werd gezocht door de Gestapo, liep hij dagelijks zonder ster op straat in Den Haag. In juni 1943 wilde hij via België naar Engeland reizen, maar werd verraden in Brussel. Deze derde arrestatie zou hem fataal worden. Na een gevangenschap van 14 maanden in Saarbrücken kwam hij eind 1944 in Dachau aan, sterk vermagerd en uitgeput. Hij stierf in Dachau aan tyfus op 8 februari 1945, slechts elf weken voor de bevrijding van het kamp. Na de oorlog hebben zijn ouders in zijn nagedachtenis het startkapitaal geschonken voor Madurodam, het vrolijkste oorlogsmonument ter wereld.
Er waren verschillende verrassingen. Ik wist bijvoorbeeld niet dat George Maduro al een beroemdheid was in Nederland lang voor hij een legende werd met zijn moedige tegenaanval op 10 mei 1940. Ook was voor mij nieuw dat hij een dag eerder stierf dan officieel werd vermeld. Dat lijkt misschien een klein punt, maar er zit een intrigerend verhaal achter. En ook al wist ik aan de hand van de foto’s hoe knap hij was, had ik geen idee hoe groot zijn aantrekkingskracht voor vrouwen daadwerkelijk was. Laten we het maar zo zeggen: jong en oud viel als een blok voor hem.
Maar wat mij het meest verbaasde was zijn bekering tot het christendom terwijl hij in het Oranjehotel zat. Dat paste niet in mijn beeld van George Maduro als afstammeling van een trotse en eeuwenoude Sefardisch Joodse familie. Toen ik voor het eerst een bewijsstuk zag dat George christen was geworden (namelijk een brief van een goede vriend, Bib van Lanschot, aan zijn ouders), dacht ik dan ook dat ik het verkeerd moest hebben gelezen. Maar ik kwam steeds meer bewijsstukken tegen. Langzamerhand werden de omstandigheden, die op zich al buitengewoon te noemen waren, mij duidelijk. Ik zag niet alleen dat het waar was, maar dat het een bijzonder verhaal vormde binnen het verhaal.
De brieven zijn natuurlijk niet ‘nieuw’, maar wel recentelijk ontdekt. Het zijn de brieven die George Maduro wekelijks aan zijn ouders schreef, en zij aan hem, tussen 1926 en 1941.
In 1926 was George 10 jaar oud en net begonnen met zijn scholing in Nederland. Zijn ouders waren meegekomen vanuit Curaçao, maar gingen na een paar maanden weer weg. Afgezien van bezoeken en zomervakanties zouden zij en George nooit meer samen onder een dak wonen. Zij hielden contact via brieven. Vooral die van George aan zijn ouders zijn bijzonder interessant. Hij vertelt over school, uitjes, vrienden en zijn gezondheid (waar zijn moeder altijd bezorgd over was). We zien door zijn opgroeiende ogen het Den Haag en Leiden van de jaren twintig en dertig, de opleiding bij de Cavalerie en de beginjaren van de bezetting. De brieven houden op in 1941, na George’ tweede arrestatie door de Gestapo. Tegen die tijd zat hij ondergedoken en het sturen en ontvangen van brieven was te gevaarlijk geworden.
Ik wist vrijwel vanaf het begin van mijn onderzoek dat deze brieven bestonden, maar ik kon ze nergens vinden. Ze zaten in geen enkel archief en niemand wist waar ze waren. In het voorjaar van 2016 werd het mysterie opgelost toen de brieven werden gevonden in een kist in een loods op Curaçao. Helaas was ik tegen die tijd al druk bezig met schrijven en had ik een onvermuwbare deadline die steeds dichterbij kwam. Toch ben ik teruggegaan en heb hoofdstuk vijf, over George’ romance met Hedda, vrijwel volledig herschreven. Ik heb de brieven ook kunnen verwerken in de hoofdstukken zes tot en met negen. Maar tot mijn grote spijt kon ik hoofdstukken twee, drie en vier, over George’ jaren op het Nederlandsch Lyceum, in Leiden en bij de Cavalerie, niet herschrijven: daar was simpelweg geen tijd meer voor.
In de loop van 2017 schrijf ik een serie artikelen over het nieuwe licht die de brieven werpen op deze vroegere periode van George’ leven, van vóór de oorlog. Over het algemeen zullen die overeenkomen met wat ik eerder heb geschreven, maar niet overal. Bij een paar gevallen spreken de brieven mijn biografie tegen, en ze geven de lezer het perspectief van George op wat er allemaal gaande was. De artikelen worden in een aantal tijdschriften geplaatst en ik zal ze op de artikelen pagina van deze site plaatsen.
De brieven zelf zijn geschonken aan het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) in den Haag.
Als biografe was het mijn doel om voor de lezer een portret te schetsen van George Maduro dat zo volledig en zo acuraat mogelijk was. Ik denk dat dat voor zich spreekt. Daartoe heb ik alle relevante feiten gebruikt die ik kon vinden, inclusief zaken die negatief waren, of die voor ons vandaag de dag negatief overkomen. Als voorbeeld van de tweede categorie geldt George’ geloof in de inherente superioriteit van Sefardische Joden over Asjkenazische Joden, iets wat wij tegenwoordig zouden bestempelen als racistisch, zo niet antisemitisch. En dat hij zijn vriend Oncko, die veel minder succes had dan hij bij de Hollandse dames, belooft na de oorlog mee te nemen naar Curaçao zodat hij seks kan hebben met de zwarte vrouwen daar, toont George’ acceptatie en goedkeuring van de toen heersende racial-sexual politics van het eiland – die wij tegenwoordig, met recht, beschouwen als vrouwvijandig en racistisch. George Maduro was tenslotte een man van zijn sociale klasse en van zijn tijd.
Maar afgezien daarvan is het waar dat ik maar weinig negatiefs kon vinden over George. Iedereen scheen van hem te houden. Niet alleen zijn familie, die hem verafgoodde, of vrouwen, die zich steevast tot hem aangetrokken voelden, maar ook zijn school- en studievrienden, zijn manschappen, zijn mede-officieren, zijn mede-gevangenen. In brief na brief vertelden mensen hoe George hun leven had veranderd. Blijkbaar was hij niet alleen een bijzonder beminnelijk mens, maar ook inspirerend. Wat dat laatste betreft: ik heb mij altijd afgevraagd wat hij precies heeft gezegd tegen de kleine groep voornamelijk jonge, onervaren soldaten voordat zij over die onbeschermde brug renden onder direct vijandelijk vuur op 10 mei 1940. Ze kenden noch hem noch elkaar; bovendien leek de situatie op dat moment zo kansloos voor Nederland dat je nek uitsteken een zinloze exercitie moet hebben geleken. Toch werd niet alleen hij onderscheiden voor zijn moed, maar ook vier van de soldaten.
Maar perfect was George Maduro zeker niet. In mijn ogen is het feit dat hij zo algemeen bemind was daar het bewijs van. Want bewonderen doen we misschien wel graag, maar het ligt niet in de natuur van de mens om van perfectie – in hoeverre die ook echt bestaat – te houden. En ik neem aan dat er ook mensen bestonden die niet zo gecharmeerd waren van hem. Er is alleen geen bewijs; dat waren tenslotte niet de mensen die brieven schreven naar zijn ouders. In deze groep zullen ongetwijfeld een paar jaloerse echtgenoten en vriendjes hebben gezeten.
Wij hebben allemaal onze tekortkomingen. George Maduro uiteraard ook, ook al weten we misschien niet wat zij waren. Dat hij aan frustraties en innnerlijke conflicten leed, weet ik zeker. Wat hem zo opvallend maakte was niet zijn perfectie, maar zijn morele moed, zelfs onder de meest zware en intimiderende omstandigheden.
Het is een goede vraag en een die mij vaak is gesteld. Maar net als bij zoveel goede vragen is er geen definitief antwoord. Wat ik wel zeker weet is dat de oorlog George diepgaand had veranderd. Het wennen aan het naoorlogse leven zou hem, net als alle andere overlevenden van de kampen, veel moeite hebben gekost.
Zou hij, zoals zijn ouders zo vurig hoopten, zijn teruggekeerd naar Curaçao om het familiebedrijf te leiden? Ik geloof van niet, hoofdzakelijk vanwege iets dat Jan Cost-Budde, die samen met hem in Dachau zat, later aan zijn ouders schreef: ‘dat George niet meer dat zou kunnen doen wat U graag zag, omdat hij zichzelf moest zijn.’ George was een enige zoon die heel zijn leven had geprobeerd te voldoen aan de eisen van een ambitieuze en dominante vader, dus dit was een belangrijke ontwikkeling voor hem. En vergeet niet dat in de jaren '40 een jong mens die zijn of haar eigen weg insloeg, onder het motto ‘ik moet mezelf zijn’, op lang niet zoveel acceptatie kon rekenen van ma en pa en van de maatschappij in het algemeen als nu. George’ zwaarbevochten zelfbeschikking was een big deal. Maar hoe hij zich zou hebben ontwikkeld na de oorlog – als hij het had overleefd – blijft een open vraag.