Toespraak Dachauherdenking 2018

Amsterdamse Bos, 21 april 2018

Excellenties, dames en heren,

Toen ik in februari 2015 aankwam bij Gedenkstätte Dachau bleef ik een tijdje bij de poort staan.

Voor mij was Dachau de laatste etappe in een ontdekkingsreis, ondernomen om twee vragen te beantwoorden: wie was George Maduro, naamgever van Madurodam, werkelijk? En hoe zag zijn leven eruit?

Ik begon deze reis op de plek waar George Maduro zijn leven begon: een statige villa in een chique wijk van Willemstad, Curaçao. Daar, op 15 juli 1916, werd hij geboren als oudste kind en enige zoon van de rijkste en machtigste familie van het eiland.

Na Curaçao ging ik naar den Haag, waar George Maduro op tienjarige leeftijd naar toe kwam voor zijn onderwijs.

Daarna naar Leiden, waar hij rechten studeerde met als doel – het grote doel van zijn leven, tenminste volgens zijn familie – terug te keren naar Curaçao en de leiding over te nemen van S.E.L. Maduro & Sons, het internationale scheepvaartconglomeraat opgericht door zijn overgrootvader. “Zoals je weet zijn aller verwachtingen op jou, en op jou alleen gericht,” schreef zijn vader hem toen hij 21 was. Die herinnering had George niet nodig. Heel zijn leven hadden de hoge verwachtingen van zijn familie hem achtervolgd. Voor falen was geen ruimte.

Vervolgens ging ik naar Amersfoort, waar George, eenmaal opgeroepen voor zijn militaire dienst, een opleiding volgde als reserve-officier in de Cavalerie.
En terug naar den Haag, waar hij, als 23-jarig reserve-tweede luitenant, in het heetste van de strijd terecht zou komen op 10 mei 1940. Die dag zou hij een moedige en zeer succesvolle verrassingstegenaanval leiden die als resultaat had dat de Duitse opmars naar de Residentie werd vertraagd. Hij zou er later, postuum, de Militaire Willemsorde voor ontvangen.

In 1943 verliet hij den Haag, waar hij ondergedoken had geleefd en in het verzet zat, en waar hij ook maandenlang gevangen zat in het Oranjehotel.
Zijn doel was Engeland. Maar daar kwam hij nooit aan.

Het ging mis in Brussel. Daar werden hij en zijn groep verraden door een zeer bekwame beroepsverrader. Zij werden gearresteerd door de Gestapo.
Nu begon het steeds grimmiger te worden.

Na Brussel ging ik naar Saarbrücken. Ik stond buiten de gevangenis waar George Maduro 14 maanden doorbracht in een koude, smerige isoleercel. En waar hij, toen de gevangenis werd gebombardeerd, en het gevangenispersoneel zich haastte naar de schuilkelder en de gevangenen aan hun lot overlieten, zijn ontsnappingskans liet schieten om medegevangenen te redden uit het puin.

Uiteindelijk kwam ik bij de laatste etappe. Dachau. Daar werd George Maduro binnengebracht op 25 november 1944, na een reis van elf dagen, omdat de gevangenis in Saarbrücken werd ontruimd vanwege de opmars van het Amerikaanse leger.

En daar eenmaal aangekomen, de laatste etappe in mijn reis, bleef ik een tijdje bij de poort staan.

Velen van u hebben ook de reis naar Dachau gemaakt. U heeft ongetwijfeld uw eigen gedachten bij het moment dat u voor het eerst aankwam bij de poort, waar de herinnering aan de verlossing – die mooie plaquetten gewijd aan de Rainbow en Thunderbird divisies van het Amerikaanse 7de leger, die het kamp bevrijdden op 29 april 1945 – wordt overschaduwd door de realisatie die onvermijdelijk, en zo levend, op je afkomt, van de hel op aarde die Kamp Dachau was, 12 jaar lang.

Toen ik daar stond kwam er één gedachte in mij op:
Dit is waar het verhaal eindigde.

Want George Maduro stierf in Dachau aan vlektyfus op 8 februari 1945, elf weken en drie dagen voor de bevrijding van het kamp.
Ik had tegen die tijd het gevoel dat ik hem kende.

Het waren niet de grote gebeurtenissen uit zijn leven die mij dat gevoel gaven, maar kleinere dingen.
De keuzes die hij maakte. Zoals de keuze om tijdens de Bezetting elke dag op straat te lopen zonder ster, die de Bezetter verplicht had gesteld voor Joodse Nederlanders zoals hij. En in Saarbrücken, toen de gevangenis nog een keer gebombardeerd werd, en hij een reële kans had om te ontsnappen, de keuze om eerst op zoek te gaan naar zijn vriend Oncko, die daar ook gevangen zat, waardoor ook deze ontsnappingspoging mislukte. En de keuze, die minder een keuze dan een diepgewortelde overtuiging was, van constante en onvoorwaardelijke loyaliteit aan een vaderland dat niet even constant en onvoorwaardelijk loyaal was aan hem — een Jood, een Antilliaan.

En ook de dingen die hij betreurde. In Saarbrücken zei hij ooit dat wat hij het meest betreurde in zijn leven het niet halen van zijn meesterstitel was. Dus, niet verraden en gearresteerd worden, maar het teleurstellen van de hoopvolle verwachtingen van zijn familie.
Tegen de tijd dat hij terechtkwam in Dachau was daar verandering in gekomen. Hij hield van zijn ouders, maar had zich gerealiseerd dat hij niet meer altijd kon doen wat zij wilden, ‘omdat hij zichzelf moest zijn’. Ongelofelijk wrang, dat daar een oorlog voor nodig was.

Toen zijn wereld in chaos verviel, toonde George Maduro zijn ware karakter. Moedig. Loyaal. Principieel. Iemand met een ruggengraat. Iemand die, ondanks zijn eigen ellende, aan anderen dacht en ze hielp waar en wanneer hij kon.
‘Ik heb het aan hem, en aan hem alleen, te danken dat ik het heb kunnen uithouden,’ zei een medegevangene. Een ander vertelde hoe George altijd een opwekkend woord had voor zijn lotgenoten, en, misschien nog merkwaardiger, met de bewakers over het Nationaal-Socialisme sprak, en ze onderwees dat het niet deugde, zonder dat zij kwaad werden. George ‘had iets te vertellen, er ging iets van hem uit,’ zei hij.

Het was pas later, terug in Nederland, dat ik me realiseerde dat ik ongelijk had. ‘Dit is waar het verhaal eindigde’, dacht ik toen ik bij de poort van Dachau stond. Ik had het mis. Dachau is waar zijn leven eindigde. Maar zijn verhaal ging door.
Na de oorlog wilden zijn ouders een monument voor hem stichten. Zij dachten aan een plaquette of een standbeeld, maar een vriendin had een beter idee. Het werd Madurodam, ‘s werelds vrolijkste oorlogsmonument en een plaats waar jonge mensen leren over de wereld om hun heen. Over de geschiedenis van Nederland. Over democratie.

Er is een oude Joodse gezegde dat luidt: ‘je bent pas echt dood als er niet meer aan je gedacht wordt’. In die zin, leeft George Maduro nog. Gelukkig, want wij kunnen nog zo veel van hem leren.